Victor
Albert
Gentils
wordt
op
18
april
1919
geboren
in
het
Engelse
Infracombe,
waar
zijn
Franse
vader
en
Belgische
moeder
heen
zijn
gevlucht
voor
de
Eerste
Wereldoorlog.
Na
zijn
geboorte
keren
zijn
ouders
terug
naar
Antwerpen.
Vic
volgt
tussen
1934
en
1938
een
schildersopleiding
aan
de
Antwerpse
Koninklijke
Academie
voor
Schone
Kunsten,
die
hij
in
1940-'42
voortzet
aan
het
Hoger
Instituut
van
dezelfde
academie,
waar
hij
les
krijgt
van
Lierenaar
Isidoor
Opsomer.
Intussen
is
hij
na
de
dood
van
zijn
moeder
in
1936
gaan
samenwonen
met
zijn
broer
in
de
Albert
Grisarstraat
te
Antwerpen,
de
wijk
rond
het
Militair
Hospitaal
(nu Groen Kwartier).
In
1943
debuteert
Gentils
als
schilder
met
landschappen
die
een
kubistisch-expressionistische
inslag
tonen,
met
daarnaast
tekeningen
en
studies,
waarbij
onder
andere
Picasso
als
voorbeeld
dient.
Zijn
eerste
individuele
tentoonstelling
met
dit
soort
werk
krijgt
Vic
in
1946
in
de
Koninklijke
Kunstkring
van
Antwerpen. Het jaar daarop neemt hij deel aan de tentoonstelling "Jonge Antwerpse Schilderkunst" in zaal Artes.
Op
16
december
1947
wordt
de
Antwerpse
Yvonne
De
Maere
zijn
muze
voor
altijd
en
het
jonge
paar
gaat
op
de
Kielse
Vest
in
Hoboken
wonen.
Maar
niet
voor
lang,
op
9
mei
1949
wordt
er
naar
Turnhout
verhuisd,
waar
ze
samen
café-restaurant
'Hof
van
Turnhout'
gaan
uitbaten
op
de
Kastelein,
een
wijk
buiten
het
centrum
nabij
het
kanaal
Turnhout-Schoten.
Daar
blijkt
het
wel
vruchtbaar
te
zijn:
op
20
september
1949
wordt
dochter
Anna
(Annie)
Catharina
Raymond
Gentils
geboren,
die
later
de
voetstappen
van
haar
vader
zal
drukken,
niet
zozeer
als
uitvoerend
kunstenares,
maar
als
organisator
van
spraakmakende
kunstmanifestaties
in
de
Montevideo-pakhuizen
naast
het
Kattendijkdok
in
Antwerpen
anno
de
late
jaren
1970,
waaruit
galerie
Montevideo
in
de
Peter
Benoitstraat
zal
groeien.
Wanneer
op
6
oktober
1951
de
tweeling
François
Albert
en
Paul
Raymond
het
gezin
Gentils
komt
uitbreiden,
wordt
er
alras
verhuisd
op
6
oktober
naar
de
Turnhoutsebaan
in
Schilde.
Dat
is
slechts
een
tussenstop,
in
1952
duikt
het
echtpaar
Gentils-De
Maere
op
in
de
Schrijnwerkersstraat
in
Antwerpen, om daar met een eigen kunstgalerie te starten. Kennelijk niet zo'n goed idee, al in 1953 vertrekken ze opnieuw, nu naar Schoten.
Ondertussen
is
Vic
Gentils
druk
doende
zijn
eigen
stijl
te
zoeken,
wat
betekent
schilderen
van
neo-surrealistische
voorstellingen,
die
steeds
abstracter
worden.
Als
hij
in
1956
op
een
tentoonstelling
in
het
Antwerpse
Koninklijk
Museum
voor
Schone
Kunsten
met
Afrikaanse
kunst
wordt
geconfronteerd,
geeft
dat
aanleiding
tot
een
ommezwaai
naar
het
experimenteren
met
allerhande
gevonden
of
toevallig
gekregen
materialen,
zoals
oude
grammofoonplaten,
plexiglas,
gekneed
papier
of
reliëfs
in
koper,
die
dan
op
doek
worden
aangebracht.
Een
abstract
werk
uit
die
tijd,
uit
1958,
is
‘Construction
noir-blanc’
dat
vandaag
tot
de
collectie
van
Bank Delen behoort.
Wanneer
Gentils
in
1958
een
tweede
prijs
behaalt
met
een
religieus
schilderij
in
een
wedstrijd
van
Pro
Arte
Christiana
is
dat
meteen
het
signaal
om
de
kwast
voor
lange
tijd
neer
te
leggen
en meer sculpturaal te gaan werken.
Wanneer
in
1958
in
Antwerpen
progressieve
kunstenaars
zich
verenigen
in
G.58,
behoort
Gentils
tot
de
oprichters.
Samen
met
Rita
Crombecq,
Wybrand
Ganzevoort
en
fotograaf
Filip
Tas
-
allen
lid
van
G.58
-
exposeert
hij
in
Kasteel
Middelheim,
een
plek
waar
hij
vaker
zal
terugkeren.
Wanneer
de
hele
G.58-groep
op
29
november
1958
een
grote
expo
op
de
ruime
zolderverdieping
van
het
Antwerpse
Hessenhuis
organiseert
en
daar
meteen
een
statement
maakt
tegenover
de
kunstwereld,
is
Gentils
uiteraard
van
de
partij.
In
hetzelfde
jaar
is
het
gezin
weer
eens
verhuisd,
van
Schoten
naar
een
woning
aan
Zand
17
in
hartje
Antwerpen.
Vandaag huist daar boutique-hotel ’T Sandt, met een Ridder Vic Gentilszaal als eerbetoon aan
de vroegere bewoner.
Het
jaar
daarop
reist
hij
naar
Milaan,
waar
hij
Lucio
Fontana
en
Piero
Manzoni
ontmoet.
Fontana
is
dan
juist
bezig
met
experimenten
om
in
zijn
werk
de
beperking
van
het
vlakke
schilderdoek
te
doorbreken,
door
er
perforaties
en
insnijdingen
in
te
maken.
Gentils
zal
in
die
periode
ook
meer
met
reliëf
gaan
werken,
bijvoorbeeld
met
spijkers
die
naast
elkaar
geslagen
het beeld vormen. Ook begint hij nu met gebrand hout te werken, een techniek die later in veel
van zijn assemblages een rol zal spelen.
Uit
ongenoegen
over
G.58
sticht
Gentils
samen
met
o.a.
Jan
Dries,
Guy
Vandenbranden,
Guy
Mees
en
Jef
Verheyen
'De
Nieuwe
Vlaamse
School'
in
1960.
Ze
houden
exposities
in
de
Antwerpse
Vecu,
een
artistiek
centrum,
verborgen
in
de
smalle
Moriaanstraat
nabij
het
Hendrik
Conscienceplein,
maar
een
echt
trefpunt
van
kunstenaars.
In
Brussel
is
hun
werk
te
zien in galerie Le Zodiaque.
Wanneer
René
Guiette
hem
in
1960
een
vrachtwagen
vol
oude
lijsten
bezorgt,
zal
Gentils
die
gaan
assembleren
tot
kunstwerken
met
veel
verticale
of
horizontale
lijnen
van
verschillende
dikte
en
lengte.
Een
voorbeeld
van
zo’n
assemblagewerk
met
gebrande
en
vergulde
kaderlijsten
is
‘Grand'Place
de
Bruxelles’, dat in het Brussels Hilton (nu The Hotel) aan de Waterloolaan te bewonderden valt.
Een
jaar
later
begint
Vic
piano-onderdelen
in
zijn
assemblages
te
verwerken
en
nog
een
jaar
later
komt
daar
vilt
in
rood
en
groen
bij.
Hij
heeft
volop
van
dat
materiaal,
na
de
overname
van
de
voorraden
van
een
gesloten
hoedenfabriek.
Een
van
de
bekendste
pianowerken
uit
die
periode
is
het
reliëf
‘Toccata
en
Fuga’.
De
eerste
overzichtstentoonstelling
vindt
in
1962
niet
in
België,
maar
in
het
Nederlandse
stadje
Schiedam
tussen
Rotterdam
en
Delft
plaats:
“De
piano’s
van Vic Gentils”.
Vanaf
1963
wordt
dit
repertoire
aangevuld
met
meubelfragmenten
en
scheepsonderdelen
en
ontstaan
de
eerste
‘Tombes’.
In
datzelfde
jaar
neemt
Gentils
deel
aan
de
VIIde
Biënnale
van
Tokio,
het
jaar
daarop
mag
Vic
Gentils
de
Belgische
inzending
leveren
voor
de
XXXIIste
Biënnale
van
Venetië.
Daar
koppelt
het
Brusselse
Paleis
voor
Schone
Kunsten
(nu
Bozar)
een
overzichtstentoonstelling
onder
de
titel
“Venice
by
Night”
aan
vast,
waar
Gentils
zijn
‘Hommage
aan
Permeke’ toont.
En
nog
steeds
in
datzelfde
jaar
1964
is
hij
aanwezig
op
Documenta
III,
de
immer
spraakmakende
tentoonstelling
te
Kassel,
waar
eigentijdse
ontwikkelingen
worden
getoond.
1964
is
ook
het
jaar
van
de
volgende
verhuizing,
ditmaal
naar
een
speciaal
door
architect
Georges
Baines
voor
Gentils
gebouwde
atelierwoning in Wijnegem, waarvoor Baines in 1965 de Belgische Houtprijs zal krijgen.
Deelname
aan
de
Vde
Biënnale
van
San
Marino
levert
in
1965
een
Eerste
Prijs
op
voor
Vic
Gentils,
Il
Premio
Marzotto
Roma,
plus
een
contract
voor
vijf
jaar
met
galerie
Krugier
in
Genève.
Die
galerie
zal
met
een
verzoek
voor
een
werk
rond
het
thema
'stoel'
de
aanzet
geven
voor
het
beroemde
Gentils-werk
‘Het
Grote
Schaakspel’,
een
assemblage
van
32
figuren
en
thans
te
zien
in
de
Orangerie
van
Middelheim.
Ook
het
‘Portrait
de
Betty
Barman’
dateert
uit
deze
periode.
Samen
met
Wilfredo
Lam
gaat
Gentils
exposeren
in
de
Kunsthalle
van
het
Zwitserse
Basel
in
1966.
Bij
zijn
deelname
aan
de
IXde
Biënnale
van
São
Paulo
(Brazilië)
in
1967
toont
hij
voor
het
eerst
‘Het
Grote
Schaakspel’,
dat
hem
veel
inspanning
heeft
gekost
en
waarbij
er
een
duidelijk
onderscheid
bestaat
tussen
de
eerst
gemaakte
zwarte
figuren
en
de
iets
later
tot
stand
gekomen
witte
schaakstukken,
die
zich
agressiever
tonen.
Anders
dan
bij
een
echt
schaakspel
gaat
het
hierbij
ook
om
twee
tegenpartijen,
die
niet
elkaars
spiegelbeeld
zijn
qua
vormgeving.
São
Paolo
krijgt
een
vervolg
in
een
reis
samen
met
Jef
Verheyen
en
Dan
Van
Severen
door
Brazilië
met
een
bezoek
aan
New
York
als
toemaatje.
Uit
die
ervaring
zullen
een
reeks
‘Brazil’-werken
voortkomen,
die
bestaan uit olieverf op doek en houten sculpturen. In 1969 komt het werk ‘Le roi s’amuse’ gereed.
Het
volgende
decennium
zet
Gentils
op
een
wel
zeer
aparte
wijze
in;
hij
verhuist
in
de
Nieuwjaarsnacht
van
1970
naar
Hingene,
waar
hij
zijn
intrek
neemt
in
'De
Notelaar',
een
jachtpaviljoen
van
de
vroegere
kasteelheren
van
het
geslacht
d'Ursel.
De
eerste
werken
die
in
Hingene
ontstaan
op
een
rijnaak,
die
als
atelier in de Schelde voor het paviljoen ligt, zijn ‘De Madonna van Hingene’, ‘De Koppelaars’, ‘Il Papa’ en ‘Samothrace Hero’.
In
1970
krijgt
Gentils
de
Prijs
Robert
Giron,
waar
overzichtsexposities
bij
horen
in
het
Brusselse
Paleis
voor
Schone
Kunsten
(nu
Bozar),
het
Rotterdamse
Museum
Boymans-van
Beuningen
en
het
Musée
de
Tel
Aviv.
Aan
Vic
Gentils
wordt
in
dat
jaar
ook
de
onderscheiding
Ridder
in
de
Kroonorde
verleend.
Ook
in
1970
komt
de
bibliofiele
uitgave
De
Acht
Hoofdzonden
tot
stand
met
8
zeefdrukken
van
Gentils
naast
8
gedichten
van
Hugues
Pernath,
op
dat
moment
bekend
als
'ambassadeur'
van
de
Pink
Poets,
een
Antwerpse
dichtersgroep,
ontstaan
in
1955.
Van
dat
werk
wordt
tevens
een
monumentale
beeldengroep
afgeleid met dezelfde titel.
Eveneens
in
Hingene
maakt
Vic
Gentils
een
van
zijn
bekendste
werken,
het
‘Monument
Huysmans-Lenin’,
een
groep
van
32
houten
beelden
met
centraal
Camille
Huysmans
die
staande
op
een
kar
het
volk
toespreekt,
terwijl
Lenin
naast
hem
zit
en
notities
neemt.
Het
ensemble
staat
momenteel
permanent
opgesteld
in
een
aula
van
de
UIA-universiteit
in
Edegem.
In
1972
volgt
‘Portret
van
Lode
Craeybeckx’,
spontaan
gemaakt
door
Gentils
naar
aanleiding
van
de
75ste
verjaardag
van
de
Antwerpse
burgemeester
die
het
Openluchtmuseum
voor
Beeldhouwkunst
Middelheim
heeft
gesticht,
waar
Vic
Gentils
sinds
1970
lid
van
het
werkcomité
is.
Voor
het
beeld
van
Craeybeckx
gebruikt
hij
gebronzeerd
ijzer,
waarbij
er
een
wisselwerking
tussen
materiaal
en
leegte
is
om
de
figuur
vorm te geven. Het beeld staat uiteraard in het Middelheimpark opgesteld.
Een
hartinfarct
later
in
1972
dwingt
de
kunstenaar
enkele
jaren
tot
kalmpjes
aan
doen
en
tijdens
deze
herstelperiode
beperkt
hij
zich
wijselijk
tot
kleiner
werk.
Daaronder
bevindt
zich
het
voorontwerp
van
een
beeldengroep
‘Dürer
en
zijn
tijd’,
een
opdracht
van
het
Albrecht-Dürer-Gesellschaft
uit
het
Duitse
Nürnberg,
waarvan de monumentale versie nooit is uitgevoerd.
Brussel
laat
vanaf
de
jaren
1970
zijn
metrostations
door
kunstenaars
decoreren
en
zo
is
er
sinds
1976
in
station
Thieffry
een
wand
uit
gekleurde
spiegelpanelen
te
zien
van
Gentils,
met
als
titel
‘Aequus
Nox’.
Twee
jaar
tevoren
komt
het
werk
‘The
Great
Ray
Charles’
gereed,
waarin
de
kleurrijke
blinde
artiest aan een complete vleugelpiano plaats heeft genomen. Het is het eerste grote werk van Vic na zijn infarct.
Gentils
gaat
nu
experimenteren
met
linnen
collages
en
gestapelde
hoedenvormen
en
dat
leidt
in
1977
tot
een
retrospectieve
in
cultureel
centrum
De
Warande
in
Turnhout
en
het
Musée
d’art
et
d’histoire
in
de
grote
Franse
stad
Lille.
Voor
Vic
hangt
er
een
tweede
onderscheiding
aan
vast,
hij
wordt
Ridder
in
de
Leopoldsorde.
Wanneer
Vic
Gentils
in
1978
tot
professor
aan
het
Nationaal
Instituut
voor
Schone
Kunsten
in
Antwerpen
wordt
benoemd,
is
het
tijd
om
Hingene
te
verruilen
voor
een
Antwerps
stadshuis
en
dat
wordt
gevonden
in
de
Jacob
Jordaensstraat
in
de
wijk
die
vandaag
Klein
Antwerpen
heet.
Tussen
1981
en
1983
werkt
de
kunstenaar
aan
een
nieuw
groot
werk,
dat
100
beelden
uit
hoedenvormen
omzwachteld
met
wit
linnen
omvat,
met
daartussen
bruine
telefoonpalen.
Het
is
bestemd
voor
het
Stedelijk
Museum
van
Aktuele
Kunst
(SMAK)
in
Gent,
dat
Jan
Hoet
uit
de
grond
heeft
gestampt.
Wat
als
een
van
de
topwerken
van
Vic
Gentils
wordt
beschouwd,
komt
in
1984
tot
stand:
‘Ensor
et
ses
squelettes
veulent
se
chauffer’.
Het
is
tegelijk
een
hommage
en
een
parodie
op
de
grote
James
Ensor,
die
in
1889
een
schilderij
en
een
ets
heeft
gemaakt
met
vrijwel
dezelfde
titel
‘Squelettes
veulent
se
chauffer’.
Een
jaar
later
ontstaan
enkele
kleinere
werken,
maar
ook
‘Poolse
Landverhuizers’,
dat
negen
groepen
van
figuren
omvat.
Na
de
expositie
“An
aspect
of
Contemporary
Art
in
Belgium”
in
het
Museum of Art van de Japanse stad Himeji in 1993, wordt dat werk door dit museum aangekocht, samen met het reliëf ‘España’ uit 1960.
De
jaren
1980
worden
afgesloten
met
de
onthullingen
in
oktober
1985
van
de
buste
van
‘Jan
Frans
Willems’
tegen
de
zijgevel
van
de
Sint-Bavokerk
in
Boechout
en
in
1989
in
Leuven
van
het
beeld
‘Rector
Pieter
De
Somer’
dat
naast
de
ingang
van
de
naar
deze
bekende
KU
Leuven-bestuurder
genoemde
aula
wordt opgesteld.
Koning
Boudewijn
verheft
in
1992
Vic
Gentils
als
ridder
in
de
adelstand.
Als
devies
kiest
Gentils:
“Per
Artem
Gentilem
Victoria”.
En
daar
hoort
ook
een
retrospectieve
in
het
Koninklijk
Museum
voor
Schone
Kunsten
van
Antwerpen
bij.
Wat
volgt
zijn
nog
enkele
jaren
die
Vic
Gentils
omwille
van
zijn
gezondheid
aan kleiner werk moet wijden. Uiteindelijk zal de kunstenaar op 27 februari 1997 overlijden in de beroemde hartkliniek in de Oost-Vlaamse stad Aalst.