Rose Vandewalle André, de man van de dichter
Voor Rose, Annelie en Laura (de vrouwen uit het leven van André).
Ach André, Je weet waar ik vandaan kom. Uit het oosten van Nederland. Je gaat van hier naar het noorden, dan naar het oosten tot je de oever van de grote IJssel bereikt. En die IJssel, de mooiste rivier van Nederland, die moet je oversteken. Dan ben je in Overijssel. Maar André, dan moet je nog verder, nog verder naar het oosten, bijna tot aan de Duitse grens. En dan komt het moment dat je de mensen niet meer kunt verstaan. Dan weet je, ik ben in Twente. Bij mijn weten ben je daar nog nooit geweest. En ik zou nu natuurlijk kunnen zeggen, ‘daar had je wel eens een bezoek mogen afleggen’, dan wist je nu tenminste waar ik het over ga hebben. Je bent overal geweest, maar net daar niet. Je kunt ze niet verstaan, want ze spreken daar Twents. En dat is voor mensen buiten Twente moeilijk te verstaan. Die taal zit vol eigenaardigheden. Zo heeft het Twents een vreemde verhouding tot het woord, het begrip ‘dood’. Je zou kunnen zeggen dat het woord in het Twents niet voorkomt, maar dat is ook niet helemaal waar. Het is meer dat de taal, het Twents, weigert om de dood te benoemen. Toen mijn vader stierf, zei oom Engelbert: ‘Hie is uut de tied gaon’. In een beetje fatsoenlijk en begrijpelijk Nederlands is dat zoiets als: ‘Hij is uit de tijd gegaan’. Dat betekent dan weer: ‘Hij is gestorven, hij is doodgegaan’. Maar dat weigert de oprechte Twent te zeggen. Dat is te onherroepelijk. ‘Hie is uut de tied goan’, heeft gewoon een andere betekenis dan ‘Hij is dood’. Je zou kunnen zeggen dat iemand uit Twente, de dood niet ‘waar’ wil hebben. In de Twentse taal ben je niet zo snel dood en vergeten. En daar zit dan semantisch ook weer een relatie met de Joodse Talmoed. In de Talmoed valt te lezen dat ‘een mens voortleeft zolang zijn naam genoemd wordt’. En André, dat vind ik een mooie gedachte. In de Twentse traditie worden verhalen verteld, en zeker worden verhalen verteld over de geliefde overledenen. De ene anekdote volgt de andere. En dat is de beste manier om de beminde in leven te houden. Sterker nog: het is de enige manier. Dat is wat we moeten doen. Verhalen vertellen. Verhalen met jou als onderwerp. Over jou, André. En dus zal ik hier een start maken. Ik zal het verhaal vertellen uit de tijd dat ik je leerde kennen. En dat is erg lang geleden. We waren nog jong. En jij was de man van de dichter. En ik waande dat ik die dichter ontdekt had. Die dichter, jouw lief, schreef prachtige tot tranendwingende gedichten. En warempel, ze stond me toe om ‘ In haar zak een doek van staal’ uit te geven. Weet je nog wel, André? En jullie hadden een avond in een prachtig oud gebouw georganiseerd. Daar zou het boek worden gepresenteerd. En ik, de trotse kersverse uitgever, zou een lezing houden over de voortreffelijke dichter en vertellen waarom ze zo voortreffelijk was. Want ik wist zeker dat wanneer ik werkelijk wat te betekenen zou hebben in dit bestaan, ik het aan die uitgave te danken zou hebben. Dat was spannend. Er was tijdnood want ik wilde die avond nog wel terug naar huis, naar Eindhoven. Jij had beloofd om me na lezing zo snel mogelijk naar het station te brengen, zodat ik de trein naar huis nog zou halen. Weet je nog? Ik zei tegen je, dat ik zenuwachtig was. En jij stelde me gerust: ‘Het komt allemaal goed, Bert’. Jij had hetgeen ik wilde vertellen gelezen. ‘Prima, Bert, daar is niks mis mee’. Enfin. Ik dronk nog maar een biertje om mijn zenuwen te bedaren. Je kwam opnieuw naar me toe om me te bemoedigen. ‘Bert, het komt allemaal goed, jongen! Maak je niet zo druk! Ik beloof je dat we de trein nog gaan halen. Aldus bemoedigd stapte ik naar het toneeltje, nam plaats achter de gereedstaande katheder, keek de zaal in, zag duizenden mensen en ik werd bevangen door plankenkoorts. Ik kon alleen maar denken: wat doe ik hier in godsnaam? In de massa zocht ik jouw gezicht en ik zag hoe je geruisloos prevelde ‘Het komt allemaal goed’. Ik worstelde me door die twee A-viertjes, sprak over de schoonheid van een ‘toeë’ vijver. En het excellente woordgebruik en ritme van de dichter. Toen ik na een paar uur de laatste woorden sprak, keek ik maar weer eens de zaal in. En ik zag dat jij nog steeds geluidloos prevelde ‘Het komt wel goed, jongen’. ‘Ik dank u wel’, mompelde ik in de microfoon. ‘k Zocht de schakelaar van het kathederlicht, knipte die om en plots was het stikdonker in de zaal. De duisternis veroorzaakte een doodse stilte. ‘Hij heeft het licht uitgedaan’, schalde het in de zaal. Er was gegrinnik, er werd gefloten en gejoeld. En ik? Ik zocht een uitweg over het toneel de coulissen in. Daar stond jij. ‘Kom op, het komt allemaal goed, maar nu maken we dat we wegkomen’. Ik volgde jou door een wirwar van gangen. Achter me was ondertussen en pandemonium losgebarsten van lachsalvo’s en hilarische kreten. Eenmaal in de auto begon ik te foeteren. ‘Tjesus, wat een afgang! Ik heb verdorie het licht uitgedaan. Hoe verzin ik het. Ik kan me hier nooit meer vertonen’! En jij: ‘Och, het viel allemaal wel mee. Het is toch allemaal goed gekomen’. ‘Hoezo goed gekomen, ik heb me een figuur van jewelste geslagen en jij zegt dat het goed is gegaan’? Je trapte op de rem, ‘Luister, meneer de uitgever: ‘In haar zak een doek van staal’ is vanavond gepresenteerd. We hebben minstens dertig exemplaren verkocht. En jij hebt een figuur van jewelste geslagen, morgen kun je het allemaal nalezen in de Standaard. En bovendien in De Morgen. Allemaal extra publiciteit. En dat allemaal omdat jij zo nodig het licht uit moest doen’. Ik was verbluft. Jij viel stil, ik viel stil en toen begon jij hikkend te schaterlachen. Gierend bracht je uit: ‘Hoe krijg je het voor elkaar? Dank u wel dames en heren… en dan het licht uit doen? En nu moet ik maken dat we bij het station komen, anders haal je de laatste trein niet en dan moet je mee terug naar de schaterende massa. En neem van mij aan: het komt allemaal goed!’ Dat is wel erg lang geleden, niet André? Toen was je nog gewoon voor mij: de man van de dichter. Dat is toch een prachtverhaal. En zo zijn er veel verhalen die verteld moeten worden, in jouw echo: Het komt goed!’
André Kuypers © foto: Annelie Kuypers
André, de man van de dichter’ werd in afscheid in vriendschap geschreven en voorgedragen door Bert Jans tijdens de ‘huldiging’ van André Kuypers voorafgaand aan het definitieve afscheid, op 8 januari 2022 te Wilrijk Antwerpen. Uitgegeven in beperkte oplage als miniutuur boekje (13 x 13 cm). Vormgeving: Arthur de Vries. Kunstwerk omslag: Anny van Gestel.
© Het Stille Pand (2006-2024) 