Rose Vandewalle
bij het eerste licht - over chris van buggenhout
‘Een korte biografie voor Het Stille Pand? Waar is dat voor nodig? Ik ben nogal karig met gegevens over mezelf’, reageert Chris Van Buggenhout op mijn vraag.
Ze is geboren en zal sterven en daar tussenin ligt haar leven, dat niet altijd over rozen liep. Toen ze haar diploma als fotografe aan de Antwerpse academie behaalde, heeft niemand daar haar de weg
gewezen van hoe ze op artistieke manier en zonder compromitteren aan de bak kon. Natuurlijk wou ze niet als gelegenheidsfotografe aan het werk. Daarvoor had ze niet gestudeerd aan de Koninklijke
Academie voor Schone Kunsten. Met hoofdletters. Ze bleef dus al die jaren haar eigen weg gaan, met vallen en opstaan.
Ze schilderde ook - haar werk leunt aan bij het constructivisme, lyrisch constructivisme noemt ze het zelf. Haar fotografisch werk kan je dan weer conceptueel noemen omdat ze naar eigen zeggen
volgens thema werkt. Eén serie, één thema. Ze stelde in het verleden vaker tentoon. Haar fototentoonstelling destijds in het Jordaenshuis zal me altijd bijblijven. Hierin ventileerde ze, bij middel van
schrijnende monumentale foto’s, haar afkeer voor dierenmishandeling. Deze foto’s keerden je binnenste buiten.
Al enkele jaren werkt ze nu aan de samenstelling van een fotoboek dat ze, in zoverre haar gezondheid dat toelaat, graag zou uitgeven. Gezondheid? Het gaat hier wel degelijk om ziekte, een zeldzaam
soort ziekte bovendien welke de hooggeleerde heren doktoren bedacht hebben met de multipele diagnose: Hypoplasie transversus links of (vertaald) Cerebrale Sinus Trombose (CST), Migraine en
Fibromyalgie.
Voor haar fotoboek heeft ze al wel een titel bedacht: Zevenhonderd meter Heen & Terug. En dat slaat op de afstand die ze noodwendig dagelijks aflegt samen met haar hond, haar compagnon de route.
Vroeger ontwikkelde ze haar foto’s eigenhandig, maar nu kan dat niet meer. De producten die ze nodig heeft bij het ontwikkelen maken haar namelijk ziek en zo heeft ze geleidelijk aan haar donkere
kamer moeten opgeven.
‘Ik werk al heel mijn leven met amateur fototoestellen, nu ook met een amateur digitale camera’, zegt Chris. ‘Geef me een toestel van de jaren ’30 en ik maak daar nog altijd werk mee (heb ik vroeger
trouwens ook gedaan). Vroeger verbouwde ik mijn amateur (donkere kamer) vergroters zelf en als ik kon, zou ik alles wat ik in handen krijg verbouwen omdat ik dat op zich zo vreselijk graag doe en dit
het geheel boeiender maakt. Handenwerk, knutselen… wat mis ik dat!’
Bij mijn tekstjes voor Het Stille Pand heeft Chris twee van haar foto’s vrijgegeven en ik ben haar daar dankbaar voor. Ik geloof namelijk in haar capaciteiten. Want naast fotografe en schilderes was Chris
in het verleden ook literair actief. Ze schreef poëzie, alsook een heel bijzonder soort ongekuist proza waar ze tot hiertoe evenwel weinig mee naar buiten kwam. Er is natuurlijk die vermoeidheid en dat
sporadisch gebrek aan energie, dat niet te onderschatten is…
Rose Vandewalle
Symforosa nr 83, 23e jrg/1, maart 2011, hier met een korte biografie van Chris van Buggenhout.
© foto: Chris van Buggenhout
In gedachten houdt hij een leiband,
klakt met de tong: tsjoek, tsjoek, tsjoek.
Houdt de hond aan de leiband,
in gedachten zo groot als een paard.
Ment de hond en gebaart tegen het
paard:
tsjoek, tsjoek, tsjoek!
© foto: Chris van Buggenhout
Bij het eerste licht breekt los het schuchtere gezang van de merel.
De tak van de boom is zijn huis, waar hij al gauw alles geeft van
zichzelf.
Roekoe, roekoe roepen de duiven van de ene boom tot de andere.
Heilig het geruis van hun vleugels. Ook zij horen hier thuis.
Later komen de kraaien. Zwaaien zonder scrupule de scepter,
krauw krauw, krijst de kraai. De nok van dit dak is mijn huis.
Ik heb er geen ander. Ik kras voor het wijfje daarginds in de goot.
Tegelijk met de zon duiken nu ook de zwaluwen op uit het niets,
een na een en dan geleidelijk aan met zijn allen. Ze gieren en
klieven
doorheen het blauw, hoog boven zij die daar beneden leven in
hokjes.
Hoor ik hier thuis? Ik zal het niet weten.
Mijn thuis is overal en nergens, is zo wijd als de hemel.
Tenslotte komen de vinken.
Ze vullen de tuin met hun wonderbaarlijk gezang.
Kom bij mij, kom bij mij fluiten de merels in mei.
Elkeen zingt zo zijn lied van behoren. Het lied van de wereld.
Elkeen hoort hier thuis.