Rose Vandewalle waar men haar liet relikwie
al strijkende plots dat benauwende au alsof haar lichaam zich strekt verstijft onder mijn handen haar nachtkleed verandert in lijkwade in mijn keel een schreeuw die niet weg kan hoe lijfelijk de dood reeds aanwezig nog voor dat hij opduikt
wie weet reist ze telkens terug in de tijd toen het bestaan nog zorgeloos leek wie weet springt ze opnieuw over beken klimt ze in bomen steekt haar tong uit van achter hoeken en hagen net als toen vrij van kommer is ze wie weet weer gelukkig haalt ons aan heeft ons lief omhelst al wie haar nabij komt in dit huis valt liefde alom met tere vingers te rapen
we drinken samen koffie maar zij is alweer afwezig opgejaagd orakelt ze de koeien moeten nog op stal vraagt wie deze klus zal klaren ik paai haar maar zeg dat ik o wat is ze opgelucht een ogenblik later neemt ze evenwel de draad weer op dat ze er graag bij was geweest ik zal u roepen kaats ik de bal terug alsof mijn stem die van een ander was ze kijkt me dankbaar aan terwijl ik paf sta van mezelf hoe ik plots zo hard heb leren liegen de koeien immers zijn al lang vergaan en het oude hof heet nu fermette
ze wil weg uit haar rolstoel ook al kan ze niet lopen ze wil weg uit de gang uit het home waar men haar liet relikwie of ze met opzet of niet aanbotst tegen muren of ze gilt of gal spuwt men laat haar tekeer gaan heel alleen met zichzelf men wacht al zo lang op haar dood cirkelen alras de gieren genadeloos azend op haar kadaver
Wanneer de vrouwenarts haar ophaalt wil ze vooraf haar hoed uit vossenpels weer op het hoofd ook al is het binnen broeierig heet laat hij haar begaan loopt voor haar uit terwijl hij doodleuk een deuntje fluit waar ze het net tevoren had over niet meer weten niet meer kunnen over doodgaan zelfs lacht ze alweer geheel ontspannen vriendelijk wijst hij haar het kleedhok aan het dringt niet tot haar door ik moet het in haar plaats één voor één haar kleren uit vreselijk onbehendig en nog steeds onzeker over al wat voor het eerst gebeurt haar hoed mag pas het laatst de wrevel steekt zijn kop weer op hoe sta ik hier nu, mort ze en klaagt ontstemd terwijl de arts haar met zijn alaam voorzichtig penetreert wijl ik haar zoen mijn eigen tranen weg tegelijk met aarzelende hand doorheen haar haren strijk doorheen de wirwar in ons hoofd
© Het Stille Pand (2006-2024) 