HET HOOFD TUSSEN DE HANDEN
1.
Ineens zijn we oud geworden
de schrik sloeg toe in de nacht
zullen we de ochtend nog halen
wat als de eerste duif roekoeënd
de dageraad breekt?
2.
Bij nacht rots ik rond
in een vreemde mij vijandige stad
om bij het ontwaken
hem telkens terug te vinden
het hoofd tussen de handen
3.
Ik speelde je kwijt
beetje bij beetje
en hoe langer hoe meer
het was toen ik voor het eerst
na maanden terugkwam in Spoorloos
dat ik het met zekerheid wist
het was volop zomer nog
de groene mosselpot geurde
heerlijk naar kruiden en wijn
de schelpen boden zich aan
maar algauw mengde hun vocht zich
met het vocht van mijn tranen
het kwam op in mijn hoofd
drong door tot mijn lijf
mijn toekomst heette voortaan
nooit meer en voor altijd alleen
ik schonk me een glas
en klonk op wie er niet was
santé, opnieuw en opnieuw
veel later klonk ik op het bed
nog steeds ruim als je armen
het werd weer klaar in mijn ogen
alles begon van vooraf aan
het licht en de wondere schaduwen
de volheid van kamers
wees stil, verroer je niet
laat alles zo blijven
4.
Het pand verlaten
het daagt
want ook de man verlaten
die hier nog huist
de sleutel aan een ander reiken
die met grove borstels
door de kamer gaat
de spaarse vrienden achterlaten
als tulpen op de tafel
met hangend haar en uitgebloeid
leed en nog meer lief verlaten
een pen die beven gaat
een stem in tremolo
nog voor de deur toeslaat
5.
De wind stuurt me
draagt me na al die jaren
opnieuw langs de vloedlijn
van Middelkerke naar Oostende
grijsgroen de zee, geel het zand
onder de arcades speelt een man
evergreens op zijn accordeon
met scherpe uitschieters
begeleid door een schare meeuwen
de wind neemt me bij het nekvel